Coalitieprotesten in Gent: een toetssteen voor het decreet?
maandag 2 december 2024
Op donderdag 7 november woedde opnieuw een debat over het civiel perspectief van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in de Commissie Cultuur van het Vlaams parlement. Aanleiding deze keer was een vraag van Manu Diericx (N-VA) over de rol van Vrede vzw in de protesten over de coalitievorming in Gent.
Volgens Diericx “lijkt het er heel erg op dat de vzw een bepaalde partij – en ik zal ze met naam noemen: Groen – bevoordeelt en bevooroordeeld is, en een andere partij, namelijk mijn eigen partij, achteruitsteekt.” De vraag voor de minister? “Wat vindt u van die actie en communicatie van Vrede vzw? Past die volgens u binnen de doelstellingen en voorwaarden zoals omschreven in het decreet?”
Het antwoord van de minister was helder: “het decreet moedigt het middenveld aan om een kritische rol op te nemen in de maatschappelijke dialoog. Het in vraag stellen van heersende opvattingen, ook die van politieke partijen, indien gewenst, hoort daarbij.” Maar ze voegde toe dat ze daarbij als minister wel oproept tot matigheid daar waar polarisering ertoe leidt dat mensen onveilig zijn of zich onveilig voelen of zelfs tot geweld leidt.
Het antwoord van de minister was helder: “het decreet moedigt het middenveld aan om een kritische rol op te nemen in de maatschappelijke dialoog. Het in vraag stellen van heersende opvattingen, ook die van politieke partijen, indien gewenst, hoort daarbij.” Maar ze voegde toe dat ze daarbij als minister wel oproept tot matigheid daar waar polarisering ertoe leidt dat mensen onveilig zijn of zich onveilig voelen of zelfs tot geweld leidt.
Reacties uit het parlement
Bram Jaques (Groen) waardeert in zijn tussenkomst het uniek sociaal-cultureel middenveld als belangrijk voor het sociaal en cultureel kapitaal van onze samenleving. Iets dat we moeten erkennen. En die erkenning betekent voor hem “ook het civiele perspectief en de inhoudelijke autonomie respecteren en waarderen”. Meer nog: het is voor Groen essentieel dat het civiel perspectief in het decreet wordt versterkt.Katia Segers (Vooruit) wijst op de rol die de commissie zelf kan spelen: “Als we hier vijf jaar lang elke week systematisch in deze commissie die kritische functie van dat middenveld gaan aanvallen, dan zijn we wel heel effectief bezig om dat middenveld monddood te maken.”
Ook Joke Schauvliege (cd&v) kijkt kritisch naar de eigen commissie: “Ik vind dat we het hier veel te vaak over negatieve factoren hebben van ons rijke verenigingsleven. Ik vind dat we een fantastisch verenigingsleven hebben, een sociocultureel middenveld dat we echt moeten koesteren. En ik vind het heel jammer dat daar telkens opnieuw – het is inderdaad niet de eerste keer deze legislatuur, en we zijn nog maar gestart – op zo’n negatieve manier over wordt gepraat. Ik vind dat bijzonder jammer. Laat ons ook respect hebben voor ons eigen decretaal kader, dat we op een correcte manier moeten toepassen.”
Dat organisaties soms politieke partijen kritische benaderen, is voor minister Gennez herkenbaar. Ook Vooruit maakte dit al mee: “Ik zal u in eer en geweten zeggen dat ik dat soms leuk, grappig, soms wat minder leuk, wat minder aangenaam vind. Maar als minister zal ik proberen om nooit zenuwachtig te worden van kritisch burgerschap. Integendeel, het lokt ons ook uit onze ideologische cocon, uit onze comfortzone, en het moet ons dus als politici scherp houden.”
Een onbeantwoorde vraag?
In zijn repliek geeft Diericx aan dat hij het eigenlijk eens is met heel veel zaken die worden gezegd: “Wie is er nu niet voor een kritisch middenveld? […] Ik ben het ook helemaal eens met het civiel perspectief. Maar waar niemand van de collega’s mij op antwoordt, is hoe het kan dat, als een vzw heel duidelijk zegt “één partij niet en één partij wel”, u dat toch ziet als binnen het decretaal kader en als een civiel perspectief. Dat gaat toch veel verder dan dat?”
Het antwoord vinden we in de Memorie van Toelichting: “als civiele actoren bepalen de organisaties sociaal-cultureel volwassenenwerk de relevante maatschappelijke uitdagingen waarrond ze een werking ontplooien en de doelgroepen waartoe ze zich richten. De subsidieerbaarheid van een organisatie hangt bijgevolg niet af van de inhoudelijke keuzes die een organisatie maakt, maar wordt gerelateerd aan de kwaliteit van de inhoudelijke en zakelijke aspecten van de sociaal-culturele werking."