Collega in de coulissen: Dirk Verbist over het decreet sociaal-cultureel werk
zaterdag 11 maart 2023
Dossier: Decreet Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk
Dossier: Collega in de coulissen
Beleidswerk gebeurt op verschillende manieren. Af en toe eens heel zichtbaar maar veel vaker achter de schermen. In dit dossier geven we aan de hand van concrete beleidsthema's een inkijk in wat er reilt en zeilt in de coulissen van het beleidswerk van De Federatie.
Vandaag gaan we in gesprek met Dirk Verbist over de totstandkoming van het nieuwe decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk.
Dag Dirk, woensdag 8 maart 2023 stemde het Vlaams Parlement definitief een nieuw decreet. Ben je blij met dat nieuwe decreet?
Deels wel, deels niet. Ten gronde zien we ongelukkige verschuivingen in dit decreet. Zo hebben we grote twijfels bij de manier waarop de Vlaamse regering voortaan wil omgaan met SCW. Tegelijk is het een goeie zaak dat dit decreet procedures verbetert.
Waarom is dit decreet eigenlijk belangrijk?
In essentie regelt dit decreet de relatie tussen de decreetgever en de sociaal-culturele organisaties die (willen) gesubsidieerd worden. Het is zeer belangrijk, want het erkent en subsidieert 130 organisaties, van heel uiteenlopende aard. In totaal gaat het ook over ongeveer 2000 beroepskrachten, 180000 vrijwilligers, miljoenen deelnemers die dagdagelijks in de realiteit van onze samenleving staan. Zo’n nieuw decreet schrijf je dus beter niet op een drafje.
Het vorige decreet dateert van 2017. Waarom werd een recent decreet nu al gewijzigd?
Het is niet onlogisch dat men geregeld bekijkt of doelstellingen van een decreet nog beantwoorden aan de realiteit van het sociaal-culturele veld en de samenleving. Nu hadden we bij de start van het vorige decreet samen met Socius wel bepleit om het decreet de nodige tijd te geven. Dat is dus niet gebeurd. Anderzijds is het goed dat enkele kleinere elementen in het vorige decreet – wij noemden dit weeffouten – nu op korte termijn konden aangepast worden. De hoofdreden van de snelle herziening lezen we in het regeerakkoord van september 2019. Men mikte op twee fundamentele aanpassingen. Ten eerste wilde de Vlaamse regering zelf meer inhoudelijk kunnen kiezen welke organisatie hoeveel middelen krijgt. Dat lijkt logisch, maar het vorige decreet bevatte de basisafspraak dat de Vlaamse overheid zich niet moeit met inhoudelijke keuzes van organisaties. Anders gezegd, men vertrouwde erop dat mensen organisaties vormen die inspelen op reële maatschappelijke behoeften of uitdagingen. Het ‘civiel perspectief’ werd dat genoemd. De Vlaamse regering wilde zich dus vanaf 2019 wel mengen in die inhoudelijke keuzes. Een stevige aantasting van de ruggengraat van het vorige decreet dus. Een tweede motief in het regeerakkoord was dat men “organisaties die terugplooien op etnisch-culturele afkomst en segregatie bevorderen” niet langer wilde ondersteunen. Maar dat is evident. De 130 erkende organisaties werken steevast aan verbinding, brengen gemeenschappen met elkaar in relatie e.d. Wie dat niet doet, kan simpelweg niet erkend worden. Maar door dit zo in te schrijven viseert de Vlaamse regering dus organisaties die veel werken met mensen met een andere etnisch-culturele afkomst. Wij vinden dat zeer problematisch omdat het net die organisaties stigmatiseert, die werken aan de emancipatie van mensen en het samenbrengen van gemeenschappen.
Welke rol speelde De Federatie bij de totstandkoming van het nieuwe decreet?
Het startpunt was een evaluatie van het bestaande decreet. Wij deden een stevige oefening samen met onze lidorganisaties en ook de administratie maakte een evaluatie. Met deze stevige basis, ontstond vanaf de zomer 2021 een vrij intense driehoeksverhouding tussen de minister en zijn kabinet, het departement en wij. Het departement betrok ook het steunpunt, Socius, bij de voorbereidingen.
Het kabinet hield een strakke regie van de intense werkzaamheden. We hadden zeker een achttal overleggen met het kabinet en het departement. Die focusten voornamelijk op de hierboven vermeldde uitgangspunten in het regeerakkoord. Met het departement en Socius was er veel tussentijds overleg over de ‘weeffouten’, procedures, verduidelijking van terminologie e.d. Het kabinet gaf het departement de nodige ruimte om die verbeteringen te kunnen aanbrengen.
Het decreet sociaal-cultureel werk is maar één decreet in het brede culturele beleidsdomein. Zag je zelfde evoluties in andere cultuurdecreten?
We zitten samen met andere cultuurspelers in de strategische adviesraad Cultuur (SARC), die moet advies geven over aanpassingen van decreten, besluiten e.d. Over tendensen zoals meer autonome politieke ruimte, vermelden van segregatie … is er ook samenspel met andere organisaties, ook buiten cultuur. Omdat het departement de afgelopen jaren aan een herijking van de sectordecreten werkte waren er nog intensievere contacten met andere sectorfederaties binnen cultuur. Die herijking moest procedures, definities e.d. binnen verschillende sectordecreten stroomlijnen zodat alles hanteerbaarder werd voor de administratie. Dat proces is al bij al behoorlijk verlopen. Het komen tot ‘atletische decreten’ - een ander aandachtspunt binnen die herijking – was problematischer. Enkel de essentie vermelden in een decreet en de rest bepalen in uitvoeringsbesluiten, leidraden…, dat was zowat de bedoeling. Dat klinkt niet slecht, maar hoe beperkter een decreet, hoe meer ruimte een Vlaamse regering krijgt, ten koste van het Vlaams parlement. En net omwille van het grote belang van dat civiel perspectief (zie hoger) en een regering die daarop wil ingrijpen, moeten we extra waakzaam zijn. Als criteria en interpretaties in een decreet verankerd zijn, mag een regering niet zomaar andere invullingen ontwikkelen. Op de hoorzitting hebben we deze bezorgdheid ook benadrukt.
Is het nieuwe decreet sociaal-cultureel werk ‘atletisch’?
Op sommige vlakken helaas wel. Zo zegt het nieuwe decreet nu dat ‘excellerende’ organisaties – die een perfecte beoordeling én evaluatie hebben - maximum 25% van hun middelen kunnen verliezen. Waarvan wij vinden dat het niet meer dan logisch is dat dit voor alle positief beoordeelde organisaties moet gelden. Mogelijk zal/kan men daar nog een mouw aan passen in het uitvoeringsbesluit, maar dit soort bepalingen horen dus wel thuis in het decreet zelf.
Hoe betrok De Federatie haar lidorganisaties bij dit proces naar een nieuw decreet?
De evaluatie van het vorige decreet, die we heel grondig maakten samen met onze lidorganisaties, vormde de basis voor onze onderhandelingen. Daarnaast probeerden we in onze maandelijkse samenkomsten met lidorganisaties terug te koppelen over wat er gebeurd was en te gebeuren stond. We spreken sowieso liever te veel dan te weinig met onze lidorganisaties, omdat we die betrokkenheid essentieel vinden. Ik vind het ook de rol van onze sectorfederatie om de zorgen van een deel van de sector te solidariseren met het geheel. Concreet? De indeling van Vlaanderen in 15 referentieregio’s heeft een rechtstreekse impact op de 13 Avansa’s, maar we maken dat ook zichtbaar voor alle andere organisaties in onze sector. Een ander voorbeeld is de open brief aan minister Jambon over de al genoemde pijnpunten. Die werd in 2022 onderschreven door ál onze lidorganisaties (en vormde de basis voor deze campagne, nvdr).
Het decreet is er nu. Is de kous nu af voor De Federatie?
Zeker niet. Allicht tot eind dit jaar zullen wij meewerken aan de totstandkoming van het uitvoeringsbesluit. Ook de opstart van het decreet de volgende jaren, zal overleg vergen met departement en kabinet. Het decreet gaat in op 1 april 2024, maar zal in essentie pas vanaf de volgende beleidsperiode (2026-2030) een impact hebben op de werking van organisaties. En uiteraard blijven we ook politieke signalen geven om - met oog op een volgende Vlaamse regering - alsnog elementen aan te passen ten gunste van onze sector.
Hoe blik je terug op de rol van De Federatie?
Ik ga niet zeggen dat alles wat we zeggen fantastisch is, maar ik ben er wel nogal trots op dat we met de Federatie kunnen spreken vanuit een breed draagvlak in de sector. Dat we voorstellen inbrengen die realistisch en technisch haalbaar zijn, berusten op expertise en een doorgedreven kennis van de besognes van organisaties. Tijdens het proces merk je dan ook dat je een belangrijke factor bent in het optimaliseren van procedures. Dat is zowel voor een kabinet als een departement toch een godsgeschenk, niet?