Hoe ziet het Vlaams regeerakkoord de relatie met het middenveld?
vrijdag 29 november 2024
Het Vlaams regeerakkoord is duidelijk: “1 miljoen Vlamingen zijn actief in het verenigingsleven, in middenveldorganisaties en als vrijwilligers. Ze geven Vlaanderen mee vorm en dragen ontegensprekelijk bij aan onze welvaart en welzijn. Ze blijven een fundamentele schakel in onze gemeenschap en verdienen al onze steun.”
Hoe vult deze Vlaamse regering die steun voor het middenveld in? In vertrouwen ondersteunen of eerder gedogen? Op gespannen voet of met ruimte voor constructieve kritiek? Het is wachten op de concrete invulling van omschreven ambities.
Hoeveel beweegruimte krijgt het middenveld?
Een aantal passages wijst op vertrouwen in het middenveld. “De Vlaamse overheid moet zich terughoudend durven op te stellen en ruimte geven aan burgers en middenveldorganisaties om zelf hun pad te bepalen. (…) We geven vertrouwen en verantwoordelijkheid aan iedereen die van Vlaanderen een betere plaats wil maken.”Vlaanderen wil het micromanagement achter zich laten: “Eerder dan een controlerende overheid te zijn, zal Vlaanderen meer dan ooit focussen op zijn kerntaken en de rol van facilitator opnemen in een gemeenschap die mee van onderuit wordt gebouwd door geëngageerde Vlamingen die de handen aan de ploeg slaan voor een warm en welvarend Vlaanderen.”Het akkoord stelt verder “genoeg aandacht te hebben voor overleg met het maatschappelijke middenveld en andere belanghebbenden”. Zo wordt het jaarlijks overleg met de Verenigde Verenigingen voortgezet. Tegelijk vindt deze Vlaamse Regering dat ze wél autonoom moet kunnen beslissen of een organisatie al dan niet subsidies krijgt, zo lezen we in het cultuurhoofdstuk i.v.m. sociaal-cultureel werk: “Net zoals in andere cultuurdecreten, moet de Vlaamse Regering autonoom kunnen beslissen over de subsidietoekenning. Behalve de decretaal voorziene uitzondering voor excellerende organisaties, worden geen uitzonderingen voorzien. Het uitvoeringsbesluit wordt in die zin aangepast.”
Optimalisatie beoordelingssystemen
In diezelfde lijn wil de Vlaamse regering ook beoordelingssystemen herbekijken. Sociaal-culturele en amateurkunstenorganisaties bijvoorbeeld krijgen nu in het derde jaar van de beleidsperiode van 5 jaar een evaluatiecommissie, onder leiding van de administratie, over de vloer. Aan de hand van een vooraf ingediende verantwoording gaat die in gesprek met de organisatie en formuleert finaal een evaluatie-oordeel. Om de vijf jaar dienen organisaties dan een beleidsplan in, dat door een beoordelingscommissie wordt bekeken. Van daaruit formuleren ze een advies aan de minister over een mogelijke subsidie en de hoogte ervan. De minister beslist dan ‘autonoom’ (zie hierboven). “We herbekijken en optimaliseren de beoordelingssystemen in functie van haalbaarheid en werkbaarheid, onder andere op basis van de recente evaluaties van de administratie, de adviescommissies en de SARC. We stellen vervolgens commissies zo snel mogelijk samen, waardoor de beoordelaars in de commissies de tijd krijgen om een werking en routine te ontwikkelen.” Niks mis met het herbekijken van bepaalde werkwijzen, maar we durven wel hopen dat het werken met externe deskundigen en het aangaan van een dialoog met organisaties overeind blijft. Het is namelijk zowel voor de organisaties, de administratie én voor de minister die moet beslissen een grote meerwaarde.
Optimalisatieoefening adviesorganen
Aandacht voor overleg met het middenveld is één ding, maar hoe moet dit overleg er dan uitzien? Daartoe plant de Vlaamse regering “voor de bestaande adviesorganen een doorgedreven optimalisatieoefening”. Als voorafname op die oefening lezen we alvast dat de VLOR (Vlaamse Onderwijsraad) ingekanteld wordt in de SERV (Sociaal-economische raad van Vlaanderen). O.a. omdat “onderwijs nauw verweven is met de rest van de samenleving en wat in het belang is van scholen, ook in het belang is van de rest van de samenleving”. Dat is allicht zo, maar ongetwijfeld fronst menig participatiedeskundige hierbij de wenkbrauwen. Een specifieke maatschappelijke kwestie vraagt om gerichte expertise en inspraak. Of ‘kantelt’ straks ook de minister van onderwijs ‘in’ bij de minister-president? Waar de samenstelling van de VLOR dezelfde blijft, herbekijkt de Vlaamse regering wél expliciet de samenstelling van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) waarin ook de Federatie vertegenwoordigd is. “De samenstelling van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media wordt hervormd, zodat onafhankelijke deskundigen een meerderheid uitmaken van zowel de algemene raad als de verschillende sectorraden. Daarbij inspireren we ons op het voorbeeld van de Nederlandse Raad voor Cultuur.”
Ruimte voor kritiek?
Onder de noemer ‘rechtszekere overheidsbeslissingen’ – die een “horizontale doelstelling over alle bevoegdheden zijn”, lezen we bv. over het vergunningenbeleid: “Door de introductie van het principe van agents of change stellen we paal en perk aan de lawine van bezwaarmogelijkheden tegen bestaande activiteiten. De overheid moet spreken met 1 stem naar de Vlaming en ondernemingen, we leveren geen tegenstrijdige adviezen meer af.”Uiteraard moet er rechtszekerheid zijn en moet de Vlaamse overheid met één stem spreken. Daarvoor legale en legitieme bezwaren negeren of de mogelijkheden terugschroeven, lijkt verregaand en risicovol. Al is het afwachten hoe dit ‘principe van agents of change’ uitpakt. Dit zal ongetwijfeld aan bod komen in de “structurele dialoog met de milieu- en natuursector” die men elders in het Vlaams regeerakkoord belooft.In het Vlaamse gelijkekansenbeleid is er sprake van ‘maximale stroomlijning’ van alle betrokken actoren: “de rollen worden duidelijk afgebakend en versnippering alsook dubbele subsidiëring van organisaties worden tegengegaan, zodat middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Wat betreft de middenveldorganisaties streven we naar een maximale onderlinge samenwerking voor elk van de volgende thema’s: gendergelijkheid, LGBTQI+ en handicap”. Ook hier is het afwachten of ‘stroomlijning’ en ’versnippering tegengaan’ al dan niet eufemismen zijn voor verlies aan kracht en expertise door verschillende invalshoeken op één hoop te gooien. Efficiëntie is ook hét woord als het gaat over de culturele ‘bovenbouw’ (= geheel van actoren die culturele organisaties ondersteunen, bv. de steunpunten, expertisecentra, …, nvdr). Het is wachten op de “visienota bovenbouw, met duidelijke (transversale) beleidsdoelstellingen en KPI’s (= ‘key performance indicators’, nvdr) voor de sectorale en transversale steunpunten. Deze worden doorvertaald in de beheersovereenkomsten”. Heel veel witruimte, vertrouwen en verantwoordelijkheid lijken deze spelers aldus niet te krijgen.
Meer ademruimte voor het middenveld?
“Als overheid moeten we vertrouwen verdienen en vertrouwen geven. De overheid wil en kan niet alles oplossen door alles in regeltjes gieten. Die overregulering, bestuurlijke verrommeling en administratieve en politieke verkokering aanpakken, loopt als een rode draad door het regeerakkoord. Vanaf de start van de regeerperiode legt de minister-president een plan vast voor de broodnodige administratieve vereenvoudiging. Alle betrokken ministers, middenveld, maatschappelijke actoren… worden mee verantwoordelijk gesteld om de oefening te laten slagen”. Hoop doet leven, dus ook nu zijn we blij dat men werk wil maken van de overvloedige en overbodige regulitis die verenigingen treft. In dat kader verwacht het regeerakkoord veel van “1 samenhangende en inclusieve ‘hoofdlokettenstrategie’ (het Ondernemersloket, het Verenigingsloket, Mijn Burgerprofiel en het Loket voor lokale besturen).”