header handjes

Vlaamse en Nederlandse amateurkunstensector inspireren elkaar

Hoe wordt de amateurkunstensector in Nederland georganiseerd en door het beleid ondersteund? Wat kunnen de Nederlandse en Vlaamse amateurkunsten van elkaar leren en hoe kunnen ze elkaar inspireren? Die vragen vormden de leidraad van het ontmoetingsmoment met het Landelijk Kenniscentrum Cultuureducatie en Amateurkunsten Nederland (LKCA). Op 22 mei nodigde De Federatie een delegatie van LKCA uit in Antwerpen. Ook enkele Vlaamse amateurkunstenkoepels, OP/TIL, een medewerker van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Vlaamse Departement Cultuur, Jeugd en Media waren erbij.

Vlaamse amateurkunstenkoepels als prikkelend voorbeeld

Terwijl het amateurkunstendecreet in Vlaanderen negen koepelorganisaties voor amateurkunsten erkent en structureel ondersteunt, is de amateurkunstensector in Nederland meer versnipperd. Het Fonds Cultuurparticipatie subsidieert er via (project)oproepen verschillende initiatieven, en ook in enkele provincies en steden is er disciplinaire ondersteuning. Maar koepelorganisaties moeten er vaak steunen op vrijwilligers, en er is minder structurele praktijkondersteuning. Stilaan vindt er wel een kentering plaats en wil het beleid de amateurkunsten 'revitaliseren' door in te zetten op een betere ondersteuningsstructuur. Het Vlaamse 'model' van de koepelorganisaties werkte alvast inspirerend.

Nederlands onderzoek inspireert

Ontmoetingsmoment De Federatie LKCA c Filip Verneert

(c) Filip Verneert

In tegenstelling tot in Vlaanderen, zet men in Nederland wél stevig in op een centraal kenniscentrum, het LKCA. Bij het LKCA werken verschillende veldondersteuners én onderzoekers. De Nederlandse amateurkunstensector en het -beleid kunnen hierdoor terugvallen op een rijk arsenaal aan amateurkunstenonderzoek. Het LKCA voert om de drie jaar de Monitor Amateurkunst uit, deed recent nog onderzoek naar verenigingen, naar lokaal en provinciaal beleid ter ondersteuning van cultuureducatie en cultuurparticipatie, en naar ondersteuning van informele groepen.
In Vlaanderen dateert het laatste bevolkingsonderzoek amateurkunsten al van 2018, toen het Forum voor Amateurkunsten stopte. De Federatie pleit alvast voor een opvolging van het bevolkingsonderzoek amateurkunsten in 2028. Dit zou dan het derde grootschalig onderzoek zijn. Daarnaast moet de amateurkunstensector in Vlaanderen terugvallen op de algemene Participatiesurvey (over het sociale, culturele en sportieve leven in Vlaanderen) of op onderzoeken in andere (cultuur)sectoren.

Informele verbanden zijn een gedeelde uitdaging

Hoewel de sector in beide landen dus erg verschillend is georganiseerd en op een andere manier gemonitord wordt, herkennen we wel gelijkaardige uitdagingen. De amateurkunsten zijn vaak informeel georganiseerd: via feitelijke verenigingen zonder rechtspersoon, ad hoc collectieven of tijdelijke samenwerkingen. Daarnaast zijn er ook talloze beoefenaars in hun eentje bezig met hun artistieke praktijk. Ook zij staan vaak niet op de radar van hun stad of gemeente. Nochtans blijkt uit onderzoek dat zij nood hebben aan artistieke vorming en cursussen, contact met andere beoefenaars en meer lokale ondersteuning in het algemeen.
In Nederland is de overheid zoekende naar hoe deze informele verbanden op het terrein te bereiken en te ondersteunen. Men zoekt bijvoorbeeld alternatieven om feitelijke verenigingen toch subsidies toe te kennen, ondanks dat deze groepen niet in een rechtspersoon zijn georganiseerd.
We raakten ook andere gedeelde aandachtspunten aan, zoals inclusief werken, en artistieke begeleiders in de amateurkunstensector inhoudelijk en zakelijk ondersteunen.

Leentje buur

Terwijl Nederland kan leren van onze sterk georganiseerde amateurkunstensector met de 9 ondersteunende koepels, kijken wij met bewondering naar hun uitgebreide arsenaal van amateurkunstenonderzoek. De komende jaren blijven we in contact om uit te wisselen en elkaar te inspireren. Deze eerste dag bleek alvast vruchtbaar en zette zowel het beleid als de sectororganisaties aan om het amateurkunstenbeleid en de praktijkondersteuning verder uit te bouwen en te verrijken.